Stikstof: een juridisch probleem
Hoe zat het ook weer? De stikstofregels draaien om de Kritische Depositie Waarde [KDW], de hoeveelheid stikstof die neerslaat op natuurgebieden. Voor elk type natuur [habitattype] is een maximale waarde vastgesteld die het aankan. “Dat is altijd een range, een reikwijdte,” legt Ard uit. “Voor het veenmosrietland bij de Nieuwkoopse Plassen is dat bijvoorbeeld 714 tot 1785 mol stikstof per hectare per jaar. Andere factoren bepalen hoeveel het veenmosrietland op deze plek in de praktijk aankan. Zijn de omstandigheden goed, dan kan het meer stikstof aan.” Maar voor een rechter telt slechts één getal: de laagste KDW die een plant aankan. “Een rechter gaat altijd uit van het ergste. Of de natuur goed beheerd wordt, daar hebben we geen meetmethode voor vastgesteld. Dus wordt het zekere voor het onzekere genomen.”
Dat denken in worst case scenario kan een behoorlijke kloof veroor-zaken tussen de theorie en de praktijk, zegt Ard. “In de Nieuwkoopse Plassen is de stikstofneerslag op veenmosrietland zo’n 1100 mol – binnen de range, maar boven de toegestane 714 mol. Terwijl het veenmosrietland het hier de afgelopen jaren juist goed doet door onder andere goed beheer! De KDW is dus geen praktisch, maar een juridisch probleem.”
Nieuw probleem: mestoverschot
In de gangbare landbouw wordt dierlijke mest gebruikt en aanvullend kunst-mest, om een zo efficiënt mogelijke productie te krijgen op de beperkt beschikbare landbouw-grond. De laatste jaren was deze ‘mestmarkt’ van mestproductie en plaatsingsruimte op landbouwgronden aardig in balans. De komende jaren wordt de hoeveelheid [dierlijke] mest die op landbouwgrond mag worden uitgereden echter fors beperkt, met alle gevolgen van dien.
Derogatie
In Europa geldt voor elke lidstaat een maximale hoeveelheid dierlijke mest per hectare die mag worden uitgereden, uitgedrukt in kilogrammen stikstof, in dit geval 170 kg. Nederland heeft jarenlang een uitzondering [een derogatie] op die regel mogen toepassen, omdat in ons landsprake is van betere groeiomstandigheden, waardoor tot 250 kg stikstof uit dierlijke mest mocht worden gebruikt. De rest van de bemestingsbehoefte van gewassen werd dan aangevuld met kunstmest.
Omdat in Nederland nog niet op elke plaats de strenge normen voor waterkwaliteit worden gehaald, wordt de derogatie nu afgebouwd, om in 2026 op 170 kg per hectare uit te komen. De redenering hierachter is dat minder dierlijke mest minder uitspoeling naar het grond- en oppervlaktewater tot gevolg heeft. “Maar die gedachte klopt niet,” zegt Ard. “Want het bemestingsgat dat nu ontstaat zal grotendeels worden ingevuld met extra kunstmest, wat juist extra uitspoeling oplevert. Bovendien tonen diverse onderzoeken van onder meer de Wageningen Universiteit aan dat bij bedrijven die van de derogatie gebruikmaken, de waterkwaliteit vaak beter op orde is. Het paard wordt dus helaas weer eens achter de wagen gespannen.”
Kosten
Zolang de regels niet veranderen, zal er dus een overschot aan dierlijke mest ontstaan en boeren zullen dat moeten afvoeren. Dat gaat veel extra geld kosten. “Afgelopen jaar was dit voor mij zo’n € 10.000, de komende jaren kan dat oplopen tot € 60.000 of meer. Tegelijkertijd moet ik extra kunstmest inkopen. Dat voelt niet alleen wrang, dat is ook een direct gevaar voor mijn businessmodel.”
Een workaround zou kunnen zijn om de dierlijke mest uit te splitsen in specifieke voedingsstoffen, zodat het als ‘kunstmest’ telt. “Dat mag in de EU alleen nog niet, en traagheid in besluitvorming zit ook hier een oplossing in de weg.”
Boeren zouden ook efficiënter om kunnen gaan met eiwitten in veevoeding en bemesting, aanpassingen doen in grassoorten en kruiden, et cetera. “Daar valt echt nog wel het nodige te winnen, dat geloof ik ook. Maar daar word je nu amper voor beloond.”
Ard zucht. “Wat mij dwarszit, is dat ervan uit wordt gegaan dat het boeren niet uitmaakt hoeveel mest er uitspoelt. Maar ik geef ook om de natuur en mijn drinkwater. Bovendien: mest staat gelijk aan voedingsstoffen, die wil ik niet kwijtraken!”
Duidelijkheid nodig
De moeilijkheden voor de landbouwsector zijn voorlopig dus nog niet voorbij. Het is wachten op het nieuwe kabinet en de plannen die zij uitwerken. Ard wil vooral duidelijkheid over welk businessmodel de politiek voor hem ziet. “Moeten we de veestapel inkrimpen? Dat kan wellicht, maar geef dan ook garanties dat ik met minder dieren nog steeds een verdienmodel heb. Ik vind het ook prima om met de natuur te werken, dat doet elke boer altijd al, maar wat je nu ziet, is dat de regelgeving te ver doorslaat, en de boer uiteindelijk de sluitpost op de begroting wordt. “
“Als de huidige voorstellen met onder meer de afschaffing van de derogatie werkelijkheid worden, dan wordt dit gewoon een koude sanering van de melkvee-, varkens- en pluimveesector. Dan blijven alleen de bedrijven met de diepste zakken over.”